Veel aanbevelingen over OM, Criminaliteitsbestrijdingsfonds niet uitgevoerd

PERSBERICHT

4 oktober 2021

 PHILIPBSURG, Sint Maarten – In het kader van een algehele review heeft de tweede deelinspectie van vijf rapporten over het Openbaar Ministerie (OM) en het Criminaliteitsbestrijdingsfonds in Sint Maarten door de Raad voor de Rechtshandhaving (hierna: de Raad) aangetoond dat een groot gedeelte van de aanbevelingen niet (volledig) zijn opgevolgd.

De Raad voert deelinspecties uit om de status te bezien van de opvolging van aanbevelingen uit 43 inspectierapporten die opgesteld zijn van 2012 tot 2018. Het eerste deelinspectierapport werd eerder dit jaar gepubliceerd, en de Raad publiceerde het tweede deelinspectierapport op 4 oktober.

Het tweede deelinspectierapport betreft de mate van opvolging van de aanbevelingen uit vijf eerdere rapporten die betrekking hebben op: Criminaliteitsbestrijdingsfonds, Review Opsporings- en vervolgingsbeleid OM, Review Tenuitvoerlegging van geldboetes, schadevergoedingen en ontnemingen, Review OM in de Incidentgerichte Opsporing, en Samenwerking parketten OM.

Uit de reviewrapporten van de Raad kwam telkens naar voren dat adequate opvolging van aanbevelingen een knelpunt is. Uit deze tweede deelinspectie blijkt dat van de in totaal 29 aanbevelingen, 6 aanbevelingen geheel zijn opgevolgd, 9 aanbevelingen deels zijn opgevolgd en 14 aanbevelingen niet zijn opgevolgd. De Raad beveelt de minister van Justitie aan om uitvoering te geven aan de 23 nog niet (geheel) ter hand genomen aanbevelingen en daarvoor de benodigde middelen op de kortst mogelijke termijn beschikbaar te stellen.

Ook in deze deelinspectie is de wil te zien van de justitiële organisaties om de aanbevelingen van de Raad op te volgen. Dit blijkt uit de inspanningen van de verschillende organisaties. Echter, in de praktijk vindt de uitvoering van de aanbevelingen van de Raad vaak niet plaats, veelal vanwege het gebrek aan essentiële randvoorwaarden zoals een strategische visie, proactief management, tekort aan middelen, tekort aan capaciteit en het ontbreken van beleid.

 

Overkoepelende analyse

In zijn overkoepelende analyse noteerde de Raad dat het vermogen van organisaties om consistent te werken aan de rechtshandhaving dient te groeien. Hiervoor is een lokaal bestuurlijk-strategische prioriteitsstelling in de keten die gebaseerd is op integrale visie, onontbeerlijk. Integraliteit is van belang om de middelen te kunnen richten en om door gezamenlijk op te trekken synergie te creëren. Bij alle onderzoeken is de behoefte naar strategische uitgangspunten te zien. De minister van Justitie, het Ministerie van Justitie en het OM (de Procureur-Generaal P-G) spelen een essentiële rol in dit proces.

Zo heeft het criminaliteitsbestrijdingsfonds behoefte aan een jaarlijks beleidsplan en is het bepalen van strategische keuzes voor het opsporings- en vervolgingsbeleid ten behoeve van de slagkracht van belang. Bij de inspecties over de tenuitvoerlegging van straffen en de incidentgerichte opsporing is strategische prioritering van het onderwerp eveneens van belang.

In sommige onderzoeken, zoals die van de tenuitvoerlegging van straffen en het criminaliteitsbestrijdingsfonds, komt naar voren dat bij de uitvoering van de werkzaamheden wet- en regelgeving meer in acht genomen dienen te worden. “Er zijn risico’s gesignaleerd voor integriteitsproblemen en voor de geloofwaardigheid van de rechtshandhaving als geheel doordat de wet- en regelgeving niet altijd voldoende in acht worden genomen”, schreef de Raad.

 

Criminaliteitsbestrijdingsfonds

Als onderdeel van de tweede deelinspectie, keek de Raad opnieuw naar zijn inspectierapporten en de opvolging van de aanbevelingen over het Criminaliteitsbestrijdingsfonds. Eerdere rapporten toonden aan dat er een stuurgroep moest komen om het Fonds te adviseren. De Raad constateerde ook dat wettelijke verplichtingen uit de Landsverordening Criminaliteitsbestrijdingsfonds niet consequent werden uitgevoerd, hetgeen resulteerde in een aanbeveling. De Raad deed daarnaast nog vijf aanbevelingen, waaronder het ontwikkelen van een beleidsplan voor het Fonds, het verminderen van risico’s ten aanzien van oneigenlijk gebruik of misbruik van het Fonds en bekendheid te geven aan het Fonds.

Het huidige onderzoek toont aan dat het wettelijke kader van het Fonds sinds het vorige onderzoek van de Raad niet gewijzigd of verder verhelderd is. Terwijl de wet aangeeft dat het Fonds gebruikt dient te worden voor het financieren van projecten voor de criminaliteitsbestrijding, gaf de review van de Raad aan dat in praktijk begrippen die uit de wet voortvloeien niet eenduidig geïnterpreteerd worden. “Dit leidt in de praktijk nog steeds tot onduidelijkheid over het verloop van de procedures rondom aanvragen en accorderingstrajecten, en over hoe verder invulling te geven aan processen en procedures rondom het Fonds”.

Volgens de Raad is derhalve weinig vooruitgang te zien in de naleving van wettelijke verplichtingen bij het gebruiken van het Criminaliteitsbestrijdingsfonds. “Het gevolg is dat de dagelijkse en lange termijn aansturing van het Fonds in het gedrang is. Het beheer van het Fonds en de stuurgroep misdaadbestrijding komen niet van de grond, er is geen beleid, beleidsplan en bijbehorende begroting of voorbereiding daartoe, de administratie dan wel registratie is nog niet op orde, en er wordt geen bekendheid gegeven aan het Fonds”.

De Raad noemt het positief dat er meer overzicht en controle is op de tegoeden en uitgaven van het Fonds. Echter dit wordt niet ondersteund door formeel beleid of geaccordeerde processen en procedures vanuit de wettelijke verantwoordelijken ten aanzien van het Fonds. Als deze zaken op orde gesteld zouden worden, geeft dat meer zicht en duidelijkheid voor alle betrokkenen.

 

Opsporings- en vervolgingsbeleid

Dit is de tweede review van de aanbevelingen betreffende het opsporings- en vervolgingsbeleid van het OM. De conclusie is dat het overgrote deel van de aanbevelingen ten aanzien van het OM en de Landsrecherche nog geïmplementeerd moet worden. Deze review toont aan dat de minister en het ministerie geen onderzoek hebben gedaan om te bepalen hoe de slagkracht van de rechtshandhaving door het OM, het Korps Politie Sint Maarten (KPSM) en de Landsrecherche kan worden versterkt. De minister van Justitie en de P-G zijn de partijen als het gaat om de (strategische) aansturing van een behoorlijke rechtshandhaving. De Raad noemt een aantal specifieke onderwerpen die in ieder geval aan de orde zouden moeten komen zoals, plannen, samenwerking(s)afspraken, kwaliteit, informatie(deling), capaciteit, opleidingen en trainingen, expertise, middelen en ICT.

Volgens de Raad zou het OM een steviger positie binnen de keten hebben en daarin beter kunnen aansturen, wanneer er continuïteit is in de eigen capaciteit. Personeelsbeleid is nog niet geformuleerd op centraal niveau, maar het OM bereidt beleid voor en werkt aan het aantrekken van lokale medewerkers.

 

De Raad concludeerde voorts dat het OM nog geen totaalzicht op zaken heeft. Dit is mede te wijten aan de interne organisatie van de processen bij het OM en het ontbreken van een adequaat bedrijfsprocessensysteem (PRIEM). “Voor het behalen van redelijke termijnen is eveneens een goede wisselwerking met partners nodig in de fase van opsporing en berechting. Binnen de opsporing is er sprake van vertragingen en stagnaties in de behandeling van zaken vanwege capaciteit, maar ook bij het tijdig nemen van beslissingen in het kader van de opsporing. Op gekozen thema’s binnen de opsporing, zoals overvallen en zware criminaliteit, loopt het doorgaans wel iets beter, maar het blijft kwetsbaar,” schreef de Raad.

Hetzelfde geldt voor een tijdige behandeling van zaken op de terechtzitting. “Vooral voor de grote zaken is het belangrijk dat er rechters zijn op het eiland. Het niet hebben van een optimale bezetting van de rechterlijke organisatie op Sint Maarten, leidt tot knelpunten in de kwaliteit en de tijdigheid (doorlooptijden) van de zittingen. Met COVID-19 is dit proces nog gecompliceerder geworden, waardoor zaken langer moeten wachten op de behandeling ter terechtzitting”.

Digitale zitting is volgens het OM niet goed voor de kwaliteit gebleken, maar kleinere zaken lopen beter. De Raad zag goede vooruitgang bij het OM als het gaat om haar communicatie en het nieuw opgestelde beleid en kijkt uit naar de verdere implementatie daarvan.

 

Geldboetes, schadevergoedingen en ontnemingen

In zijn review van de tenuitvoerlegging van geldboetes, schadevergoedingen en ontnemingen, keek de Raad naar de status van de opvolging van vier aanbevelingen uit eerdere rapporten over de modaliteiten: schadevergoedingen (aan slachtoffers), geldboetes (algemeen), verkeersboetes en ontnemingen. “De Raad meent dat er nog een behoorlijke slag gemaakt moet worden met de organisatie en administratie van de executie zodat er sprake kan zijn van een effectief en efficiënt proces. Dit geldt met name voor de aanbevelingen ten aanzien van de inrichting van de administratie en de benutting van de wettelijke bevoegdheden. Het OM is zich hier ook van bewust”. Het PRIEM systeem functioneert niet optimaal.

Voor wat betreft de modaliteit schadevergoeding, blijkt dat slachtoffers nog steeds te vaak het onderspit delven. “Zij worden niet voldoende begeleid om een claim voor schadevergoeding in te stellen. Indien de rechter een claim toekent, is er weinig zicht op betaling. Dit komt niet alleen door de gebrekkige administratie, maar ook door de vaak slechte financiële positie van de dader en de financiële positie van het Land Sint Maarten. In grote zaken is de begeleiding van slachtoffers beter”. Het OM heeft slachtofferbeleid gemaakt om te voorzien in de noden van het slachtoffer.

Voor wat betreft de modaliteit ontnemingen is bevonden dat deze maar zeer matig worden bijgehouden. Volgens het OM worden aantallen bijgehouden, maar ook dat gebeurt niet consequent. Daarbij ontbreken de financiële gegevens over ontnemingen. Een zorgwekkend punt is dat projecten betreffende de ten uitvoerlegging geen doorgang hebben gevonden door het wegvallen van randvoorwaarden, maar de Raad gaf ook aan dat er enkele positieve ontwikkelingen zijn zoals de verscherpte aansturing op 6-uurszaken en een groter bewustzijn voor de positie van slachtoffers.

 

Incidentgerichte opsporing

De Raad bekeek opnieuw de rol van het OM in de incidentgerichte opsporing. De stand van zaken in 2021 is dat van de zes aanbevelingen, twee aanbevelingen zijn opgevolgd (terugkoppeling en informeren prioriteit 1-zaken) en vier aanbevelingen deels zijn opgevolgd (evaluatie aanpak, nakoming afspraken, informatievoorziening en voorziening zicht op zaken). Een gebrek aan een algeheel overzicht van zaken, een gebrekkig PRIEM systeem en een continue capaciteitsdruk bij de politie spelen ook bij dit onderwerp en de opvolging van aanbevelingen een rol. Er wordt gewerkt aan positieve ontwikkelingen wat betreft slachtoffers, training en het delen van informatie.

 

Samenwerking Parketten OM

De Raad reviewde ook een eerdere inspectie over de samenwerking tussen de parketten van het OM in het Caribisch deel van het Koninkrijk met betrekking tot dieptespecialismen. De intentie was om de status van de opvolging van eerdere aanbevelingen te onderzoeken maar tijdens deze huidige review gaf het OM aan dat dit onderwerp, samenwerking op het gebied van dieptespecialismen, in zijn totaliteit niet meer wordt nagestreefd.

Ondanks dit gegeven, vindt de Raad het raadzaam dat de P-G’s overleg voeren over de samenwerking tussen de parketten en dit nogmaals bespreken waarbij in ieder geval de verdere wenselijkheid van het hebben van dieptespecialismen en de aanpak daarvan aan de orde zou kunnen komen. In het geval wordt besloten dat toch zal worden ingezet op dieptespecialismen zijn de aanbevelingen die de Raad in dat kader reeds heeft gedaan zeker nog relevant.

Kleine successen

De Raad is over het algemeen positief over de prestaties van de rechtshandhavingsketen. “De acties van justitiële actoren zijn niet altijd effectief of efficiënt, desondanks zijn er kleine successen en ziet de Raad vasthoudendheid van actoren. Door deze houding ziet de Raad kansen voor de toekomst”. De Raad wijst daarom op het eminente belang van een strategisch plan en de gewenste doelen die daarmee bereikt kunnen worden. De Raad start in 2021 de periodieke monitoring van de voortgang van de nog op te volgen aanbevelingen.

Het tweede deelinspectierapport is te lezen op: www.raadrechtshandhaving.com or http://rrh-sxm.org

 

 

 

 

~Einde persbericht~

 

 

 

RAAD VOOR DE RECHTSHANDHAVING